... Wat je dierbaar is of wat je fijn vindt, perse willen delen met en willen geven aan die ander.

... Die ander minstens zoveel gunnen als jezelf.

... Je opofferen voor die ander en daar geen enkele moeite mee hebben en er niet over (willen) klagen.

.... Die ander stimuleren en inspireren oftewel die ander beter, gelukkiger, wijzer, succesvoller en gezonder willen maken.

... Je willen laten helpen door die ander.

... Iets van hem of haar (willen) aannemen, letterlijk en figuurlijk.

... Zijn/haar goede kanten bewonderen en zijn/haar slechte eigenschappen op de koop toenemen.

... Grapjes met hem/haar maken (samen lachen).

.... Elkaar verstaan zonder te hoeven praten.

... Die ander een beetje plagen/psychisch kietelen (met goede/komische bedoelingen).

... Die ander graag (en vaak willen) zien en graag (en vaak) willen aanraken.

... De ander de waarheid zeggen en op zijn of haar fouten en flaters wijzen en desnoods bestraffend toespreken (om hem/haar op weg te helpen), maar die ander ondertussen wel vergeven en een tweede, derde, vierde, vijfde en etc. kans geven.